“Hartrevalidatie is bij uitstek een multidisciplinaire aanpak”, vertelt Roderik Kraaijenhagen, cardioloog en oprichter van CardioVitaal. CardioVitaal biedt een hartrevalidatieprogramma aan dat zich buiten de ziekenhuisomgeving afspeelt en waarbij samenwerking wordt gezocht per regio met zorgprofessionals die ook in de eerstelijn werken. In Nijmegen is Geert van Baggem, praktijkeigenaar van fysiotherapiepraktijk De Fysioo, met zijn praktijk betrokken bij het hartrevalidatieprogramma van het Radboud UMC en CardioVitaal. Hoe deze samenwerking tot stand is gekomen, hoe het werkt en wat er voor nodig is, vertellen zij in dit interview.
Hoe is de samenwerking tot stand gekomen?
Roderik Kraaijenhagen: “Met Cardiovitaal hebben wij samenwerkingsovereenkomsten met partijen uit de regio. Binnen ons hartrevalidatieprogramma werken we met modules, waaronder de module ‘gezond bewegen’, genaamd FIT. Dat is het onderdeel waarbij je met de fysiotherapeut aan de slag gaat. Die module besteden we uit en de fysiotherapeut in kwestie wordt onderdeel van het team. Hartrevalidatie is een tweedelijns programma en dat betekent dat je voor die FIT-module ook tweedelijns opgeleide fysiotherapeuten nodig hebt. Anders kunnen we die samenwerking niet aangaan. De samenwerking met De Fysioo in Nijmegen is door ons vanuit de hartrevalidatie geïnitieerd.”
Geert van Baggem: “Wij hebben onze therapeuten, die al veel met hart- en longpatiënten werken, adequaat geschoold zodat we de combinatie tussen eerste en tweede lijn kunnen maken. Inmiddels hadden wij ook een ex-medewerker van de hartrevalidatie van het Radboud UMC in dienst en daardoor was het lijntje naar het ziekenhuis heel kort. Het Radboud heeft ons benaderd met de vraag of wij onze hartrevalidatie medewerkers wilden detacheren naar de tweedelijns hartrevalidatie. Zo is de verbinding tussen de eerste- en tweedelijn tot stand gekomen.”
Welke disciplines zijn er bij hartrevalidatie betrokken?
Roderik Kraaijenhagen: “Het team bestaat uit cardiologen, artsen, verpleegkundigen, fysiotherapeuten, diëtisten, maatschappelijk werkers en psychologen. Met dat team ga je kijken naar zowel de medische kant, zoals bloeddruk, cholesterol en dergelijke, de psychische- en sociale kant en de leefstijl.”
“De psychische en sociale kant is heel relevant bij hartrevalidatie”
Waarom is het belangrijk dat er bij hartrevalidatie meerdere disciplines betrokken zijn?
Roderik Kraaijenhagen: “Uit onderzoek blijkt dat meer dan 50% van de hartpatiënten angst en depressieve klachten heeft. De medische kant is heel relevant, maar ook de psychische en sociale kant. Hoe reageert het gezin, hoe pak je je hobby’s weer op of hoe gaat het met werkhervatting? Daarnaast speelt de conditie en de leefstijl van de patiënt een grote rol. Het blijkt dat na de huidige ‘reguliere’ hartrevalidatieprogramma’s meer dan 70% van de patiënten terugvalt in hun oude ongezonde leefstijl. Al die componenten komen terug in de hartrevalidatie. Dat doe je met een geïntegreerd multidisciplinair team.”
Hoe gaat het multidisciplinaire werken in de praktijk?
Geert van Baggem: “Mensen die bijvoorbeeld een hartinfarct hebben gehad of een hartoperatie hebben ondergaan, worden door de cardioloog ingestuurd naar het revalidatieprogramma. Vanaf dat moment start de multidisciplinaire samenwerking. We werken allemaal in hetzelfde patiëntendossier, daarin wordt alles goed geregistreerd. Voordat we met de revalidatie beginnen wordt de patiënt besproken in het multidisciplinaire overleg. Wat zijn de bijzonderheden, waar moeten we op letten, wat kan wel en wat kan niet? De patiënt krijgt allereerst te maken met een specialistisch verpleegkundige en fysiotherapeut die de intake doen. Daar hoort ook een fietstest bij. De patiënt wordt ingedeeld in een bepaalde zorgzwaarte, variërend van laag belastbaar tot en met goed belastbaar. Op indicatie kan de patiënt ook doorverwezen worden naar een diëtist en/of een psycholoog. Tijdens de revalidatie is er altijd een basisarts aanwezig die onder andere kan worden ingeschakeld bij eventuele vragen of calamiteiten.”
“Je helpt de patiënt vanuit de verschillende disciplines om zijn doelen te bereiken.”
Roderik van Kraaijenhagen: “Wij hebben het multidisciplinaire werken zo georganiseerd dat het eigenlijk interdisciplinair werken is. Het verschil is dat je werkt met elkaar in gezamenlijkheid aan die ene patiënt. We hebben overleg met elkaar en de verschillende dimensies komen daarbij aan de orde. In het elektronisch patiëntendossier kunnen alle teamleden elkaars doelen en plannen lezen en dat wordt op elkaar afgestemd. Dus als je leest dat de patiënt wil stoppen met roken, dan kan de fysiotherapeut dat ook ter sprake brengen. Of als je ziet dat de doelstelling van de patiënt is om thuis 6.000 stappen te zetten, dan kan de psycholoog vragen hoe het daarmee gaat. Je praat continu met elkaar over dezelfde doelstellingen en je helpt de patiënt vanuit de verschillende disciplines om die doelen te bereiken. Ook de patiënt kan middels een app, die gekoppeld is aan het epd, alles bijhouden en zijn doelstellingen formuleren. Hij kan daar de meeste indicatoren in terug zien, zijn stappen bijhouden en zijn labwaarden inzien.”
Rol en verantwoordelijkheid
Geert van Baggem: “De cardioloog is eindverantwoordelijke en hoofd van het behandelteam. De basisarts draagt tijdens de revalidatie de verantwoording. Van de andere deskundigen wordt verwacht dat ze hun deskundigheid op een adequate manier inzetten. Mocht het nu zo zijn dat bij één van de disciplines een ‘niet-pluis gevoel’ is, simpelweg op basis van gevoel of van resultaat, dan wordt de patiënt eerst gezien door de arts en dan wordt het vervolgens ingebracht in het overleg om te kijken of er een beleidswijziging moet plaatsvinden. Als één van de betrokken disciplines het idee heeft dat het wenselijk is om de psycholoog in te schakelen dan wordt dat besproken in het multidisciplinair overleg en wordt er besloten.”
Revalidatietraject
Geert van Baggem: “Het revalidatietraject duurt circa twaalf weken waarin de patiënt twee keer in de week traint. Afhankelijk van de belastbaarheid en mate van herstel gaat dit op een gegeven moment naar één keer in de week. Voorafgaand en tijdens het traject wordt de bloeddruk gemeten en richten we ons onder andere op spierversterkende oefeningen en het opbouwen van conditie. Daarnaast is het geven van voorlichting, advies en coaching een belangrijk onderdeel van de revalidatie. Na het traject hoop je dat de patiënt voldoende bagage en zelfvertrouwen heeft om zelfstandig ermee aan de slag te gaan.”
Wat zijn de voordelen van multidisciplinair samenwerken?
Geert van Baggem: “Het grote verschil met vroeger is dat in het verleden alles binnen het ziekenhuis georganiseerd werd en dat mensen die daar klaar waren met revalideren de wijde wereld weer ingingen. Tegenwoordig zie je dat er meer aandacht is voor een stukje nazorg, doordat er meerdere eerstelijns partijen bij betrokken zijn en doordat er meer aandacht is gekomen voor leefstijlcoaching. Je ziet dat er daarmee ook een nieuwe tak van preventie en semi-preventie ontstaat. Dat biedt meer maatwerk mogelijkheden. Je kunt nu een netwerk van zorgverleners in de eerstelijn opbouwen die adequaat in staat zijn om patiënten met bepaalde problematiek te helpen en nazorg te verlenen en daarmee hopelijk te voorkomen dat ze het ziekenhuis in moeten.”
Roderik Kraaijenhagen: “Eigenlijk wil je met hartrevalidatie de mensen patiënt af laten worden. Dan is de ziekenhuisomgeving geen optimale plek om te revalideren. Je wilt dat mensen een gezondere leefstijl gaan inbouwen in hun eigen omgeving. Met een multidisciplinaire aanpak buiten de ziekenhuismuren kun je dat beter bewerkstelligen. Je kunt heel praktisch kijken naar wat mensen nodig hebben en wat ze na hun revalidatie weer willen oppakken. Als iemand graag zwemt, neem dan gelijk een zwemabonnement. Als je meer wilt gaan wandelen, sluit je aan bij een wandelclub. Als dat alles al gelijk wordt geïntegreerd in hun leven gaat dat ze helpen om na de revalidatie aan de slag te blijven.”
Wat zijn de kritische succesfactoren binnen het team om op deze manier te kunnen werken?
Roderik Kraaijenhagen: “De absolute succesfactor is dat je van het multidisciplinaire een interdisciplinaire samenwerking maakt. Het is ongelooflijk belangrijk dat er samenhang ontstaat en dat je niet op je eigen eilandje blijft zitten. Dat de fysiotherapeut en diëtist hetzelfde zeggen en werken aan dezelfde doelen van de patiënt.”
Hoe is de vergoeding geregeld tussen de verschillende betrokken zorgverleners?
Roderik Kraaijenhagen: “Hartrevalidatie betreft een tweedelijns vergoeding. De zorginstelling krijgt voor de multidisciplinaire aanpak in de hartrevalidatie een bepaald bedrag. Uit dat bedrag worden de verschillende professionals betaald, zoals de fysio’s voor FIT-module of de psycholoog. Daar is een bepaald bedrag aan gekoppeld. De vergoeding is modulair opgebouwd.”
Hoe ervaart de patiënt deze manier van werken?
Geert van Baggem: “De feedback die wij krijgen is dat mensen het als heel waardevol ervaren. We merken dat een hartprobleem heel veel impact heeft in iemands leven. Mensen zitten met veel vragen en onzekerheden. Ze willen naar een situatie toe waarin ze weten waar ze aan toe zijn. Daar zit de grootste meerwaarde. Ze zijn blij dat ze het traject hebben doorlopen. Dat ze inzicht hebben gekregen in wat ze moeten doen. Ze zijn meer gerust op hun eigen mogelijkheden en capaciteiten. Ze kunnen na het traject met vertrouwen weer lekker bewegen zonder dat ze zich zorgen maken.”
Hoe bouw je een dergelijk netwerk aan zorgprofessionals op?
Roderik Kraaijenhagen: “Het allerbelangrijkste is dat je voor ogen hebt wat je wilt gaan doen. Dus een netwerk opbouwen alleen om een netwerk op te bouwen heeft naar mijn idee totaal geen zin. Als je precies weet wat je aan iemand wilt aanbieden, kun je daar invulling bij gaan zoeken. Wat zijn de criteria, de kwaliteitseisen? Dan pas kan je gericht gaan kijken. Waar zitten mijn cliënten, in welke regio, hoe groot mag de afstand maximaal zijn tussen zorgverlener en patiënt? Dan ga je in postcodegebied kijken of er bepaalde zorgprofessionals aan jouw kwaliteitscriteria voldoen. Die moeten dan wel de bereidheid hebben om interdisciplinair te werken en om in gezamenlijkheid in een dossier te werken. Anders blijft het multidisciplinaire werken als los zand.”